Met de vrije tekeningen die te zien zijn bij de expositie ‘De paardenmeisjes van Lochem’ is illustrator-tekenaar Paul van der Steen (Deventer, april 1954) terug bij af. Het ‘af’ van meer dan vijfendertig jaar geleden, voor hij zich als lokaal politiek tekenaar aan Het Parool verbond en hij bij NRC als cartoonist furore maakte. In de tentoonstelling bij KruisWeg68 komt de kijker terug bij het vrije werk en bestaan van de kunstenaar, na 35 jaar krantenwereld. Hoe vrij was dat bestaan eigenlijk al die tijd?
Niet voor het eerst is Van der Steen – hetzij als zelfstandig kunstenaar hetzij als curator – te gast in de galerie van Michel van Overbeeke en Joke Stoute. Deze keer ligt de nadruk op zijn eigen werk, terug naar waar het ooit begon, in de beslotenheid van zijn jongenskamer.
Terug naar je roots
,,Op een gegeven moment wist ik dat mijn krantenleven klaar was. Een paar jaar geleden bij het Parool en enkele maanden terug ook bij NRC, omdat ik ruimte wilde scheppen voor mijn vrije bestaan. Terugverlangend naar de puber die besmuikt op zijn jongenskamer stiekem zijn tekeningen zit te maken. Dat bevalt me wel weer na al die jaren krantenwereld, eindelijk niet meer in dienst van de recensie en het politieke commentaar. Als dat ophoudt, kom je terecht in een leegte en stilte die je terugvoeren naar je roots. De vraag ‘Wat zal ik vandaag nou eens gaan tekenen?’, die ik herkende van toen ik zestien was’’, vertelt de tekenaar, nog voor er al van enig interview sprake is. Geen vraag gesteld, maar Paul van der Steen heeft in woord en beeld genoeg te vertellen, alsof er geen tijd te verliezen valt.
Met ‘De paardenmeisjes van Lochem’ is de tekenaar terug bij zichzelf als beginnend adolescent: ,,Dat rare pubergevoel: een natuurlijk jongensverlangen naar het meisje. Daar zit vanzelfsprekend meteen erotiek aan vast. Maar er komt meer bij, zoals vragen over schuld en onschuld… Op mijn leeftijd in deze fase ben ik opnieuw benieuwd naar wat er achter die onschuld schuilt en wat eraan ten grondslag ligt. Ik kan week worden van die onschuld, ook nu nog. Onschuld en schuld roepen vanzelf de associatie op met meisjes in het algemeen – los van de (on-)schuldvraag – met prinsessen op de erwt en tennismeisjes in het bijzonder, maar net zo goed met de Onze Lieve Vrouw van Borculo, de gemeente waar ik sinds een paar jaar woon.’’
Onschuld
Paul wijst in de galerie op een gouache van een prinses op een mintgroene achtergrond: ,,Neem haar nou. Die heeft al een blik in haar ogen waarvan je kunt vermoeden, dat er iets achter zit, dat vast niet helemaal koosjer is. Ik heb een vriendin-kunstenaar die dan tegen me zegt dat ze het niet helemaal vertrouwt, wat ik teken. Maar of dat nou gaat over die onschuldige meisjes die ik neerzet, of over mijn eigen vuiligheid, dat weet ik eigenlijk zelf net zo min. Goed, als je 35 jaar honderdduizend portretjes voor de krant hebt getekend, ga je opnieuw op zoek naar de drijfveren in jezelf. Onschuld is dan nog al saai en niksig. Je gaat op zoek naar het contrast en vindt de schuld er vanzelf bij.’’ En terugdenkend aan zijn jongensjeugd: ,,Ik voelde me als puberende jongen écht wel schuldig tegenover mijn ouders, over de verborgen boekjes en de verborgen tekeningen die ik maakte.’’
Artistiek kun je als jong kunstenaar behoorlijk in een kast zitten waar je niet zomaar publiekelijk durft uit te komen. Dat is Van der Steen zich terdege bewust, blijkt bij deze expositie. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om zijn voormalige stagiaire Edu Wolf in het zonnetje te zetten. Bij galerie KruisWeg68 verschijnt een uitgave van uitgeverij Xtra met afbeeldingen van Wolf, die zijn exposerende nestor met een knipoog ‘Oom Steen’ noemt.
Onbesuisde versie
Maar wat vindt ‘Oom’ daar zelf van? Paul: ,,Edu maakt de onbesuisde versie van mijn werk. Hij is de ultieme puber die met niemand rekening houdend tekeer trekt in zijn schetsboeken. Ik vind dat het tijd is om zijn werk nu aan den volke te tonen. Hij is er nu aan toe om naar buiten te treden. Hij heeft bij mij stage gelopen. Ik heb hem de techniek gegeven. Hij heeft die aangegrepen om zijn thema uit te diepen. Dat leidt tot een onbesuisde versie van mijn werk, de ultieme puber in het diepste van zijn schetsboeken, die, met niemand rekening houdend tekeer trekt.’’
Van der Steen en ik lopen samen over de tentoonstelling langs een aantal van zijn tekeningen en gouaches. In een door rose tule omfloerste potloodtekening van vier vrouwen in zwart-wit staat de tekst ‘Нет войне!’, ‘Geen oorlog!’, de Oekraïense boodschap aan de Russische bezetter. Komen het recalcitrante van de puber en het rebelse van de politiek commentator en de eigenzinnige cartoonist hier toch weer samen? De kunstenaar doet er niet al te expliciet over en blijft voor een moment gehuld in stilzwijgen.
Weglaten of vullen
Maar niet voor lang. Even verder gaat het over vreten of gevreten worden: wolven, honden en meisjesfiguren wedijveren om wie overwint of ten prooi valt. Bij een serie potloodtekeningen waarin het zwart overheerst, staat de maan centraal. Welbeschouwd is alles getekend behalve die leeg gelaten volle manen, die des te sterker uit zijn werk naar voren komen. ,,Weglaten is oneindiger dan vullen, een eerbetoon aan de maagdelijkheid’’, overweegt Paul van der Steen. ,,Jongens willen almaar alles vullen, omdat ze die onschuld niet aankunnen.’’
Hij vertelt het als een soort vanzelfsprekendheid, terwijl we van de maan-portretten naar een van Pauls favoriete onschuld-tekeningen achterin de galerie lopen. Naast twee huilende kinderen die schuil zoeken bij elkaar zuigt een meisje, hoegenaamd onschuldig, aan een rietje uit een glas. Op de achtergrond staat een huis of boerenhoeve in brand. ,,Dat meisje is voor mij misschien wel het ultieme beeld van de onschuld’’, oordeelt hij zelf.
Maar met dat idee voor ogen, kan de kijker en bezoeker van ‘De paardenmeisjes van Lochem’ ook uitkomen bij een tekening in het middengedeelte van de expositieruimte. Een meisjeshoofd ontbeert niet alleen een rietje, maar ook ogen, neus en lippen. Dat roept eens temeer de vraag op wat er schuilgaat achter wat je niet kunt of mag zien. In dier voege is het prettig speuren naar je eigen jeugdige verlangen en gevoel van tederheid uit een verleden, de hunkering naar iets wat je bent vergeten, maar nog altijd beklijft.
Kapellekensbaan
Paul van der Steen denkt bij de opening van ‘De paardenmeisjes van Lochem’ in epische herinnering even terug aan ‘De Kapellekensbaan’ van de Vlaamse litterator Louis Paul Boon. Bij Boon gaat het volgens de achterflap van het boek over ,,De brutale en sluwe Ondineke Bosmans die haar vlechtjes, haar borstjes en haar charme in de strijd gooit om hogerop te komen en te ontsnappen aan het grauwe bestaan in ‘de stad van twee fabrieken, waar het altijd regent, zelfs als de zon schijnt.’’ Zij probeert te ontsnappen aan het Aalst van de dekenfabriek en de lakenfabriek.
De tekenaar Van der Steen beschouwt De Kapellekensbaan van Boon als een roman over verlies en verval, maar het is wel een van zijn favoriete boeken: ,,Ik heb het in mijn hart gesloten. Het gaat me er niet om of je van een dubbeltje een kwartje kunt worden of van een centime een frank, maar Boon zegt de dingen wel, waar ze op staan. Dat spreekt mij erg aan.’’
,,Schuld en onschuld. In hoeverre kan ik op mijn leeftijd nog met dat thema op de loop gaan? ‘De Paardenmeisjes…’ is wel de onschuldigste titel die je meisjes mee kunt geven. Oei, kan dat nog wel? Kun je dat als 68-jarige nog uit je bek en uit je pen of potlood krijgen? Maar in deze tijden van moreel besef van dit mag wél en dat kan níét, mag ik graag af en toe mijn kont tegen de krib gooien’’, besluit de kunstenaar.
Auteur: Nuel Gieles